De Groot en Slot kent een lange historie in de veredeling van uien. De Grobol was in 1951 de eerste ui van het bedrijf en is nog steeds een pijler onder het huidige Rijnsburger rassenpakket. Anno 2025 zijn resistentie en klimaatbestendigheid dé speerpunten in de veredeling. Oud-veredelaar Jan Slot en opvolger Jesper Lam vertellen in het Uien Magazine over de ontwikkeling van Grobol tot Hysoon.
Jan Slot kwam in 1973 als medewerker in dienst bij De Groot en Slot. Het bedrijf was in die tijd een kleine speler op de markt: de organisatie had wel de rassen, maar het ontbrak aan een goed verkoopapparaat. Dat veranderde toen De Groot en Slot de samenwerking aanging met Jacob Jong. Die samenwerking is de doorbraak geweest, vertelt Jan Slot. "Er kwam nieuw materiaal bij om te innoveren, zoals Robusta en Balstora, maar ook andere Rijnsburgers. En er was een goed verkoopapparaat, zowel in Nederland als internationaal, wat beide bedrijven verder wist te brengen."
Betere bewaaruien
De eerste hybride Rijnsburger op de rassenlijst van De Groot en Slot was Hygro (1973). Met Hyton kwam in 1982 de doorbraak, dit werd het grootste ras van Nederland. Hyton leverde kilo's en had een goede huidkwaliteit en betere bewaarkwaliteit, zegt Slot. "Telers zochten naar betere bewaaruien, die tot na april konden worden bewaard. Ook toen al waren er verschillende rassen voor verschillende markten." Met Hyton kwam de groei er flink in bij De Groot en Slot, zegt hij, hoewel hij persoonlijk Hygro mooier vond van kleur. De hybridisatie zorgde voor een uniformer product, met een fijnere nek, vroegere rassen en een langere bewaarbaarheid. Doordat het gewas mooi egaal op het land stond, werd het makkelijker de planten te behandelen tegen ziekten en plagen. De zaadvaste rassen verdwenen van de lijst, behalve Red Baron (1984). Dit rode ras met een hoge opbrengst en goede bewaarbaarheid is vooral populair bij telers op relatief zwaardere kleigronden.
Halverwege de jaren '90 kwamen rassen als Hyskin, Armstrong en Summit op de markt. Hyskin was het grote vervolg op Hyton; Armstrong en Summit worden nog steeds gebruikt. Aanvankelijk liep de markt niet, het areaal in Nederland was te groot, zegt Slot. "Er werd een symposium gehouden en de uienteelt kreeg het advies terug te gaan van 10.000 naar 6.000 ha, een areaalgrootte die de Nederlandse markt zelfvoorzienend maakte." Al snel ging de prijs van uien weer omhoog, zodat het areaal nog datzelfde jaar werd uitgebreid naar 8.000 ha. "Telers gingen zich rond de eeuwwisseling bovendien steeds beter mechaniseren en de bevolking nam wereldwijd snel toe. Hierdoor schoot de export omhoog."
Resistente rassen
In diezelfde tijd werd ook begonnen met het veredelen van resistente rassen. Telers hadden af en toe grote problemen met valse meeldauw en bladvlekkenziekte, vertelt Slot. "Er bestonden wel gewasbeschermingsmiddelen tegen meeldauw, maar die waren niet goedkoop. Het lukte ons op zich wel om resistente lijnen te ontwikkelen, maar het heeft lang geduurd voordat het resistente product daadwerkelijk op een ui begon te lijken", lacht hij. De Groot en Slot ging destijds ook op zoek naar een koprotresistente ui, maar dat is niet gelukt.
De eerste commerciële Rijnsburger met valse meeldauwresistentie was Hylander (2010), Hysky (2013) was het eerste ras voor de Rijnsburger markt met een Fusariumtolerantie. Slot: "Ook Fusarium werd destijds een steeds groter probleem, door het opwarmen van de aarde en het hoger worden van de bodemtemperatuur. Hysky was een ras speciaal voor de Nederlandse uienteelt, maar het heeft niet de bewaarkwaliteit van een typische Rijnsburger. Het veredelen op Fusariumtolerantie ging niet vanzelf, dat was een hele uitdaging. Maar gelukkig zijn er meerdere bronnen, wat ruimte biedt voor verschillende rasmogelijkheden."
De Groot en Slot zat in die tijd ook al in het buitenland, waar de veredeling in aanraking kwam met andere genetica. Er werd ervaring opgedaan met buitenlands materiaal, hoewel dat niet altijd goed ging, lacht Jan Slot, zoals met Spaanse overwinteringstypen. "Het was zoeken naar de ideale combinaties." Zo doet Hytune (2015), een continentaler ras met bloed uit andere daglengtetypes, het heel goed in Polen, zegt hij. "Nog steeds een Rijnsburger, maar met andere genetica. Het is een vroeg ras met een goed wortelgestel, een hoge opbrengst en de ui heeft minder stikstofinput nodig. Een ander voorbeeld is Hysinger, die vanwege afnemende mogelijkheid tot beregenen in Zeeland wordt geadviseerd. Dit is een droogtetolerant ras."
Nieuwe uitdagingen
Want klimaatverandering brengt weer nieuwe uitdagingen mee. Er is een verschuiving gaande naar robuuste rassen, aldus Jesper Lam, sinds 2019 veredelaar bij De Groot en Slot. Nieuwe rassen moeten hitte- en droogtebestendig zijn, maar wel genoeg waslaag hebben om de regen op te vangen. Het loof mag groener zijn, om minder last van trips te hebben, een plaag die ook alsmaar toeneemt. Er wordt steeds later gezaaid en aan het einde van het teeltseizoen is er een grotere kans op regen, wat meer onzekerheid met zich meebrengt voor het oogstmoment. Ook brengt het veranderde klimaat een verschuiving van ziekten en plagen met zich mee, zoals pinkroot en Stemphylium. "De kunst is het gewas zo lang mogelijk gezond te houden", zegt hij.
Een andere uitdaging is het verwachte kwijtraken van de toelating voor een spruitremmer, in 2032. "De uiensector heeft het voordeel van een langere houdbaarheid van rassen. Als je de uien in de schuur laat liggen, kun je ze gerust een hele tijd bewaren. Maar tijdens de export zitten de uien zes à zeven weken in een container. Dan zullen ze altijd uitlopen. In dit stukje export kan chemie eigenlijk niet ontbreken", zegt Lam. De veredeling heeft nog geen antwoord op het wegvallen van de spruitremmer. "Aan de ui zelf ga je niets veranderen", vervolgt hij. Groener oogsten kan een oplossing zijn of aanpassing van de containers in de vorm van koeling. "Het risico bestaat dat de huidige markt zonder een alternatief voor de huidige spuitremmer onder druk komt te staan."
Multiresistente ui
Stond de 46-jarige carrière van Jan Slot vooral in het teken van hybride en resistente rassen met een hogere productie/opbrengst, betere kwaliteit en meer uniformiteit, voor Jesper Lam liggen de opgaven vooral in resistente, duurzame en klimaatbestendige rassen. We moeten toe naar uien die, om goed om te kunnen gaan met late zaai, in korte tijd veel loof kunnen ontwikkelen om goed om te kunnen gaan met late zaai, zegt Lam. "Verder moeten we inspelen op het feit dat er steeds minder chemische middelen mogen worden ingezet. Dat vraagt om een multiresistente ui tegen ziekten als meeldauw, Fusarium en pinkroot. Maar het product moet met al deze eigenschappen wel van de hoogste kwaliteit blijven."
Bron: Uien Magazine, De Groot en Slot