Het wordt van de winter voor veel telers een hele uitdaging om een goed bemestingsplan te maken. In een groot gedeelte van Nederland is er te veel uitspoeling van nutriënten, met name stikstof. Deze gebieden noemt men NV (nutriënten verontreinigde) gebieden. Om het probleem aan te pakken mag in deze gebieden 20% minder stikstof worden gegeven. De gedachte hierachter is dat telers hierdoor efficiënter met stikstof omgaan en er minder kan uitspoelen, schrijft CZAV.
Stikstofefficiëntie in landbouw: wat betekent het?
Maar hoe zit het nou met de stikstofefficiëntie van het landbouwsysteem en de verschillende gewassen? De stikstofefficiëntie is de verhouding tussen afvoer van stikstof (in de vorm van gewassen, dierlijke producten, dierlijke mest) en de aanvoer.
Akkerbouwgewassen: de sterke presteerders in stikstofopname
De stikstofefficiëntie is mede door het meststoffenbeleid in ongeveer 30 jaar tijd toegenomen van 30 naar 50%. Voor akkerbouwgewassen zit de efficiëntie rond de 60%. Er is veel verschil tussen de verschillende akkerbouwgewassen. Goed wortelende gewassen zoals tarwe en suikerbieten wortelen goed en diep en nemen efficiënt stikstof op. Na een graanstoppel is het zonder stikstof moeilijk een groenbemester telen aangezien heel de bouwvoor is leeggetrokken. Suikerbieten kunnen op sommige gronden ook wel 1 à 2 meter diep wortelen en blijven tot het rooien nog stikstof opnemen. Er blijft gemiddeld na de oogst maar 25 kilo stikstof per hectare bij de oogst voor 1 november. Het is echter wel belangrijk om gewasresten direct na de oogst onder te werken. Het blad van de suikerbieten bevat op het moment van oogsten omgerekend 100 kilo stikstof per hectare. Door de lage koolstof-stikstofverhouding van het bietenblad komt deze stikstof relatief snel beschikbaar. Door het loof in te werken wordt vervluchtiging van de stikstof beperkt en kan het volggewas er ook weer van profiteren.
Uitdagingen bij aardappelen en uien: lager stikstofgebruik door zwakker wortelgestel
Bij aardappelen en uien is de stikstofefficiëntie lager en ligt wel onder de 50 à 60%. Dit komt voornamelijk door het matige wortelgestel van de uien en aardappelplant. Wortels van de aardappelplant gaan maar zo'n 60cm en bij uien nog minder diep. Stikstof spoelt dus al snel dieper dan waar de wortels de stikstof kunnen opnemen.
De andere oorzaak dat er vooral meer stikstofuitspoeling is bij aardappelen komt door het opname patroon van stikstof. De opname van stikstof gebeurt eigenlijk vooral tijdens de eerste 60 dagen na opkomst, tot ongeveer half juli – eind augustus. Daarna wordt er eigenlijk geen stikstof meer opgenomen. De stikstof die dan nog in de bodem aanwezig is of vrijkomt door mineralisatie is dus eigenlijk reststikstof en kan uitspoelen.
Groenbemesters: een krachtige bondgenoot tegen stikstofuitspoeling
Bij uien en vroege aardappelen is er nog de mogelijkheid een goede groenbemester te krijgen die veel stikstof kan opnemen en zo uitspoeling te beperken. Vooral voor late aardappelen is dit niet meer mogelijk. Wanneer eind september wintergerst of rogge wordt gezaaid als vanggewas neemt dit nog 43 kilo stikstof op. Wanneer er pas in de derde week van oktober een vanggewas wordt gezaaid wordt er nog maar 28 kilo stikstof opgenomen.
Om stikstof uitspoeling te voorkomen zullen we dus vooral op de late aardappelen moeten focussen. Minder stikstof aan de tarwe geven om meer ruimte voor de aardappelen te houden zal niet helpen het stikstofprobleem op te lossen.
Bron: CZAV