Dit blijkt uit de jaarlijkse ramingen van het LEI, vandaag gepubliceerd in het rapport Actuele ontwikkeling van resultaten en inkomens in de land- en tuinbouw in 2011.
Akkerbouw met veel lagere prijzen van consumptieaardappelen en uien
Het gemiddelde inkomen van akkerbouwers daalt sterk, vooral doordat de prijzen van consumptieaardappelen en uien veel lager zijn dan vorig jaar. Dit is het gevolg van een veel hoger aanbod na een groeiseizoen met extreme wisselingen in de weersomstandigheden. De prijzen van graan, suikerbieten en zetmeelaardappelen echter veranderen nauwelijks. De inkomens van de bedrijven met veel zetmeelaardappelen blijven dan ook vrijwel gelijk. De daling van het inkomen in 2011 voor de meeste akkerbouwers volgt op een goed resultaat in 2010. De rentabiliteit van de akkerbouw (111%) was toen uitzonderlijk hoog.Tuinbouw: lagere inkomens over de gehele linie
In de glastuinbouw valt vooral de zeer sterke verslechtering van de resultaten van de groentebedrijven op. De EHEC-crisis, midden in het oogstseizoen, heeft in combinatie met meer concurrentie en tegenvallende weersomstandigheden in de zomer, grote negatieve gevolgen gehad voor de afzet en de prijsvorming. De glasgroentebedrijven komen mede door dit incident gemiddeld, evenals in 2009, op een zeer negatief inkomen uit. Na het hoopvolle herstel van de inkomens in de glastuinbouw in 2010 is dit een forse tegenvaller. In de andere glassectoren (bloemen en planten) staan de inkomens in 2011 weliswaar minder onder druk, maar is het bedrijfsresultaat ook matig tot slecht. In de gehele glastuinbouw spelen de gestegen prijzen van energie (gas, elektriciteit) in 2011 een rol bij de inkomensvorming. Door de tegenvallende resultaten in de glastuinbouw moeten veel ondernemers interen op het eigen vermogen en regelingen treffen voor de voortzetting van het bedrijf.In alle vier sectoren van de opengrondtuinbouwteelten is het inkomen in 2011 lager dan in voorgaand jaar. De telers van vollegrondsgroenten, fruit en bloembollen hebben dit jaar te maken met gemiddeld lagere prijzen voor hun producten. In de boomkwekerij is de geraamde daling van het inkomen beperkt. Ook voor deze sector verliep de afzet niet zonder problemen. Het aanbod was door het goede weer in het voorjaar te hoog om het prijsniveau vast te houden.
Reactie Albert Jan Maat (LTO Nederland)
De dalende inkomens in de land- en tuinbouw zijn een voorbode van onzekere tijden. “Niemand weet hoe ingrijpend de huidige crisis wordt en hoe lang het gaat duren. Reserveren kan gegeven de huidige situatie in veel bedrijfssituaties belangrijker zijn dan investeren.” Dit zegt voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland.
Hij reageert op de geraamde resultaten en inkomens in de land- en tuinbouw in 2011, die het Landbouw-economisch Instituut (LEI) van Wageningen UR vanmiddag in Den Haag bekend heeft gemaakt.
Volgens de LTO-voorzitter moeten er betere mogelijkheden komen om de steeds sterker fluctuerende inkomens in de land- en tuinbouw op te vangen. Zeker in geval van calamiteiten met dierziektes (zoals Q-koorts vorig jaar) en bijvoorbeeld de Ehec-crisis eerder dit jaar zijn de gevolgen door individuele ondernemers niet te dragen. “Het zou goed zijn als bedrijfsleven en overheid daar opnieuw naar kijken en gezamenlijke afspraken over maken”, aldus Maat.
Uit de LEI-cijfers blijkt dat de glasgroentebedrijven dit jaar diep in de rode cijfers terecht zijn gekomen. “Nu laten recente onderzoekcijfers zien hoe hard deze klap in deze sector is aangekomen”, reageert Maat. Hij noemt de compensatie uit een Europees noodfonds een voorbeeld van falend overheidsbeleid. “De totale schade van de Nederlandse groentetelers door de Ehec-crisis is becijferd op 230 miljoen euro. De telers hebben een compensatie gekregen van bijna 26 miljoen. Die schadevergoeding is eigenlijk niet meer geweest dan een fooi.” De glastuinbouwsector zou er volgens Maat wel goed aan doen meer zelfbeheersing in acht te nemen waar het gaat om de omvang van het glasareaal.
De agrarische sector heeft financieel-economisch gezien een heel matig jaar achter de rug met aanzienlijk lagere inkomens dan in het voorafgaande jaar. De kosten op productiebedrijven stegen met 7% aanzienlijk meer dan de opbrengstprijzen (+2%). De sterk gestegen voerprijzen hebben in combinatie met duurder geworden kunstmest en energie de resultaten over de hele linie sterk gedrukt.
Behalve melkveehouders zijn vrijwel alle andere groepen agrarische ondernemers geconfronteerd met een daling van hun inkomens. De akkerbouwers zagen hun inkomen eveneens fors teruglopen, nadat ze in 2010 juist een heel gunstig jaar afsloten. De tuinbouwteelten in de opengrond (groenten, fruit, bloembollen en bomen) hebben gemiddeld ook te maken met lagere inkomens, al was de daling in de boomkwekerij beperkt.
De combinatie van duur voer en lage opbrengstprijzen leidt vooral in de leghennenhouderij tot rode cijfers: het gemiddelde negatieve inkomen van deze pluimveehouders bedraagt circa anderhalve ton. Het verbod van de legbatterij zorgt voor een verstoorde markt in Europa. Daarbij komt dat een ei van scharreldieren nu voor de boer dezelfde prijs opbrengt als een kooiei uit de legbatterij.
De hoge voerprijzen werken in alle veehouderijsectoren door in de resultaten, zoals ook in de varkens- en pluimveehouderij. Bedrijven met fokvarkens leverden fors op hun inkomen in, ook omdat de biggen lagere prijzen opbrachten. Boeren met vleesvarkens konden vooral hierdoor een beter inkomen bijschrijven.